Kindertijd
Ton (voluit Anton) Oosterhuis wordt geboren op 21 juli 1925 in Enschede en groeit op in Zaandam, waar zijn ouders een bakkerij hebben aan de Westzijde.
Vader staat in de bakkerij, moeder in de winkel en dus moet de kleine Ton “zichzelf opvoeden”. Zijn twee oudere broers (Niek en Aart) zijn druk met hun eigen dingen, zijn ouders hebben al hun energie nodig voor de zaak. Er is een meisje voor de huishouding, dat zorgt dat hij op tijd eet en hem liefdevol verzorgt, maar Ton moet zichzelf bezig houden.
Dat is voor hem geen enkel probleem. Hij heeft een grenzeloze fantasie en leeft in zijn eigen verhalen en die van anderen: hij leest alles wat hij te pakken kan krijgen.
Bovendien beschikt hij over een meer dan gemiddeld organisatietalent. Hij bedenkt projecten voor en met de kinderen uit de buurt.
Kermisattracties en circusvoorstellingen waarin hij zelf optreedt als de directeur. Een kinderbioscoop met behulp van de toverlantaarn (en zelfs een heuse projector) – kinderen die komen kijken betalen een bescheiden toegangsprijs in de vorm van albumplaatjes van Verkade en Hille. Hij treedt op als goochelaar, begint met behulp van een bevriende apotheker, die hem tegen betaling stofjes en buisjes toeschoof, zijn eigen laboratorium voor scheikundeproefjes en ontwerpt varianten op ganzenbord en kwartet.
Deze combinatie van creatief vermogen en managementvaardigheden zal in belangrijke mate richting geven aan zijn latere leven.
Oorlogsjaren
Ton begint al op de basisschool met het schrijven van verhalen over ridders en zelfbedachte sprookjesfiguren. Als puber waagt hij zich ook aan de poëzie. Rond z’n zestiende schrijft hij zijn eerste liefdesgedichten.
Zijn ouders hebben de Handelsdagschool voor hem in gedachten, maar dankzij het ingrijpen van zijn onderwijzer belandt hij toch op de HBS. Hij doorloopt die moeiteloos, maar met erg weinig inspanning. Zo weinig dat de rector, die toevallig de zelfde achternaam draagt, hem eigenlijk liever van zijn school zou verwijderen. Ton is geen goed voorbeeld voor andere leerlingen. Hij is slordig en gaat niet representatief gekleed. Bovendien is hij een dromer, die overal belangstelling voor heeft, maar niet altijd voor het opgedragen werk.
Ton wordt actief lid van de AJC. Hij schrijft inmiddels niet alleen verhalen en gedichten, maar componeert ook liedjes over kamperen die terecht komen in de zangbundel van de AJC en al snel overal in het land gezongen worden. Met zijn gitaar trekt hij er in de zomer op uit en amuseert met broer Aart toevallige passanten in dorpen en steden.
Ton is veertien als de oorlog uitbreekt. Het betekent dat hij al niet lang na het behalen van zijn HBS-diploma op z’n zeventiende moet onderduiken om de ‘Arbeitseinsatz’ te ontlopen.
Hij verblijft op diverse onderduikadressen in Groenekan, Hilversum en Westzaan en duikt tenslotte definitief onder in een speciaal voor hem ontworpen ruimte in het ouderlijk huis.
Daar heeft hij alle tijd om zich aan het dichten te wijden. Hij schrijft er een reeks gedichten over oorlog en vrede, leven en liefde.
Hij treedt toe tot de redactie van ‘Zaans Groen’, het illegale tijdschrift uitgegeven door Klaas en Mart Woudt. Onder het pseudoniem Fred van Enske publiceert hij daarin zijn eerste gedichten.
Na de oorlog zal hij dit pseudoniem nog vaak voor zijn poëzie gebruiken. Ook de serie vertaalde poëzie die ruim 60 jaar later verschijnt, publiceert hij onder deze naam.
Zijn onderduiktijd brengt ook de liefde op z’n pad. Bij boekhandel Blees, naast de bakkerswinkel, werkt Greetje Stolp in de huishouding. Met haar jongere zusje zit Ton in de AJC, zo leert hij Greetje kennen. Ze blijkt de liefde van zijn leven. Voor haar zal hij in de jaren die volgen een eindeloze stroom liefdespoëzie produceren.
De jonge vader, tekstschrijver en componist
In 1946 trouwt Ton met zijn Greetje. Ze gaan wonen aan de Tuinstraat in Zaandam, waar in 1947 hun dochter Liesbeth geboren wordt.
Ton heeft na de oorlog werk gevonden als journalist bij het Vrije Volk. Na een korte periode in Friesland en Arnhem, belandt hij in 1946 in Zaandam. Daar is hij ook actief voor Nieuwe Koers, de jongerenorganisatie van de Partij van de Arbeid en schrijft hij teksten voor de Cabaretgroep Rode Koers.
Begin 1949 wordt hij voor het Vrije Volk overgeplaatst van Zaandam naar Utrecht. Daar vindt het gezin een souterrainwoning aan de Buys Ballotstraat.
Het is de tijd van bloeiend politiek leven. Ton schrijft Meispelen, toneelstukken, gedichten en een indrukwekkende reeks politieke liedjes. Een aantal van zijn composities uit die tijd zal nog heel lang meegaan.
Eind 1950 aanvaardt Ton een baan op het partijkantoor van de Partij van de Arbeid, waar hij als tekstschrijver en journalist verantwoordelijk wordt voor de publicaties van de partij, het propagandablad ’Arbeid’ en het ledenblad ‘Paraat’.
Het gezin verhuist naar Amsterdam. Aan de Ceintuurbaan, bij de kruising met de van Woustraat, wonen ze op de derde etage boven een fotozaak. In dit voor-tussen-achter-bovenhuis wordt in 1952 zoon Nick (Nicolaas) geboren.
In Utrecht is hij begonnen aan een kinderboek, een verhaal over het leven van een veertienjarige jongen tijdens de 80-jarige oorlog. Het wordt in 1954 uitgegeven bij de Arbeiderspers in de bekende AP-jeugdserie. In 1962 wordt het opnieuw uitgegeven in pocketformaat.
In 1955 vindt Ton een nieuwe uitdaging als PR-medewerker bij Coop Nederland. Het gezin verlaat de vertrouwde omgeving en verhuist naar Rotterdam. Er wordt een huis gevonden aan de Serooskerkestraat in de nieuwe wijk in aanbouw Pendrecht. Vooral voor Greetje is de overgang groot, maar de eengezinswoning met tuin maakt veel goed.
Zoon Nick is met z’n twee jaar een eigenzinnig baasje, dat zijn vader inspireert tot het schrijven van een serie teksten over de krasse uitspraken en woeste acties van de peuter: de Binkieballades.
Vanaf 1950 heeft Ton contact met Gabri de Wagt van de VARA. Tijdens de reis naar Stockholm die hij maakt met Nieuwe Koers zijn zijn liedjes te horen in het radioprogramma van de VARA. Daarna wordt hij regelmatig gevraagd door de VARA om een liedje te komen zingen voor de radio.
Bert Garthof nodigt hem in 1954 uit voor zijn zondagochtendprogramma “Weer of Geen Weer”. En zo trekt Ton elke week met z’n luit naar de studio in Hilversum om de escapades van zijn Binkie te bezingen. Het publiek smult ervan. De serie loopt door tot 1955 en telt 70 afleveringen. Heel veel later zal Ton er een aantal bundelen voor zijn achterkleinzoon.
Historicus en schrijver van kinderboeken
Voor zijn boek ‘De Kleine Ranseldrager’ heeft Ton zich langdurig verdiept in de Vaderlandse Geschiedenis. Het is inmiddels een hobby waaraan hij zoveel tijd besteedt, dat zijn vrouw vindt dat hij er “maar eens iets mee moet gaan doen”. Het wordt een studie Geschiedenis aan de Economische Hogeschool, de latere Erasmus Universiteit.
In 1960 studeert hij af. Met zijn MO-B Geschiedenis heeft hij nu een eerstegraads lesbevoegdheid, maar een ambtenaar ter secretarie laat hem weten dat een keuze voor het onderwijs een halvering van zijn inkomen zal betekenen, hij moet immers op het allerlaagste startsalaris beginnen. Die stap kan hij zich met de zorg voor een gezin niet veroorloven.
Wel legt deze hobby de basis voor een reeks boeken over historische onderwerpen in latere jaren, zowel voor kinderen als voor volwassenen. De studie aan de Hogeschool heeft bovendien zijn belangstelling gewekt voor een andere discipline: de Sociologie.
Ton heeft de smaak van het studeren als hobby te pakken en besluit tot een volgende studie. In de avonduren volgt hij de studie Sociologie aan de Economische Hogeschool in Rotterdam.
In de vrije tijd die nog rest, schrijft hij kinderboeken. Dat gebeurt voornamelijk in de vakanties.
Vanaf 1956 worden die vakanties ’s zomers doorgebracht in een eigenhandig tot kampeerverblijf omgebouwde Amerikaanse legerbus, in de omgeving van het Brabantse Dorst. De schrijfmachine gaat altijd mee.
In 1963 verschijnt in de AP-jeugdserie de detective ‘De Speurders van de Blauwe Steeg’. In datzelfde jaar wordt bij Nijgh en Van Ditmar ‘van Ridder tot Koning’ uitgegeven, een lijvig jeugdboek over het geslacht Oranje-Nassau, geïllustreerd door Tonke Dragt.
Voor Nijgh & Van Ditmar vertaalt hij een reeks boekjes van C.A. Burland over volkeren in de wereldhistorie, bestemd voor het basisonderwijs.
Voor andere onderwijsseries, zoals ‘Mobiel’ van Wolters Noordhoff en ‘Wat vind jij ervan’ van Zwijsen, levert hij gedichtjes en verhalen.
Ook liedjes schrijft en componeert hij nog graag. Tijdens een verregende vakantie in de legerbus schrijft hij er 56 in drie weken. Zijn zoon en dochter zullen ruim dertig jaar later een aantal daarvan uitbrengen op cd (‘Een Laatste Sigaret’).
Hij ontwikkelt nog een andere hobby, hij gaat filmen. Het is de tijd van de smalfilm voor privé gebruik. Maar in tegenstelling tot de meeste hobbyisten maakt Ton geen gewone vakantie- en familiefilmpjes. Ton maakt “speelfilms”. Hij schrijft bescheiden filmscenario’s waarin familieleden een rol krijgen toebedeeld. Zo verfilmt hij ‘Hans en Grietje’ met zijn vierjarige zoon als Hans en zijn achtjarige dochter als de boze heks. In 1962 zal hij met de middelbare schoolklas van zijn dochter ‘Een Zomerzotheid’ van Cissy van Marxveldt verfilmen.
In zijn werk bij Coop Nederland begint Ton zijn opgedane kennis over marketing en reclame in te zetten. Hij doet wat voorzichtig marktonderzoek met het opzetten van een ‘huisvrouwenraad’ om de opvattingen van huisvrouwen over de Coop te peilen en probeert het bedrijf ervan te doordringen dat deze aanpak de toekomst heeft.
Hij vindt weinig gehoor en besluit geen energie meer te verspillen aan zijn huidige werkgever. Hij gaat solliciteren.
Als hij zich in 1966 doctorandus in de Sociologie mag noemen, heeft hij inmiddels een nieuwe baan: in 1965 treedt hij aan bij het marktonderzoeksbureau van Unilever.
Als z’n collega’s bij Coop vernemen dat hij bij Unilever marktonderzoek zal gaan doen, is de verbaasde reactie: “heb jij daar dan verstand van?”
Tons antwoord is simpel: “bij Unilever denken ze van wel.”
De marktonderzoeker
Zo neemt Tons leven een nieuwe wending.
De familie verhuist naar een koopwoning aan het Kievitsplantsoen in Rhoon en met de baan bij Unilever komt er ook een auto. In de jaren die volgen zal Ton zich steeds verder bekwamen in zijn vakgebied. Dat leidt ertoe dat hij zich ontwikkelt tot een autoriteit op het gebied van marktonderzoek in Nederland.
Toch blijft hij ook jeugdboeken schrijven. Tijdens deze eerste periode bij Unilever verschijnen achtereenvolgens: ‘De Wonderbenen van Umberto’ (1965), geïllustreerd door Peter van Straaten, bekroond door de Rotterdamse kinderjury als beste boek van dat jaar (de voorloper van de Gouden Griffel) en ‘ Met en Zonder Harnas’ (1969) met illustraties van Tonke Dragt.
Dat laatste boek wordt in 1970 ook uitgegeven in de Engelse vertaling van Adrienne Dixon als ‘These were Europeans’.
In 1972 verschijnt ‘De Geuzen van Dokkum’ bij Strengholt en in 1974 brengt Leopold ‘Ridders, Prinsen en Koningen’ uit, een herziene uitgave van ‘van Ridder tot Koning’.
Hij wordt gevraagd als bestuurslid van de Vereniging van Letterkundigen (VvL), waar hij tot 1978 penningmeester zal zijn.
Zijn kennis over de ontwikkeling van statistisch onderzoek, maakt hem een veelgevraagd spreker. Met name zijn kennis over de statistische implicaties van onderzoeksresultaten blijkt schaars. Hij gaat cursussen geven door het hele land. Niet alleen voor Unilever intern, maar ook voor de NVM (Nederlandse Vereniging van Marktonderzoekers). Hij ontwikkelt cursusmateriaal over de beginselen van de statistiek voor de marketingleergang van SRO (Stichting Reclame Onderwijs) en voor het LOI. Hij ontwerpt zelfs een marketingspel.
In 1974 verschijnt het boek ‘Multivariate Analyses, inleiding tot moderne analyse-techniek in marktonderzoek’ van zijn hand.
Voor het vakblad ‘Adformatie’ schrijft hij een serie artikelen over veel gemaakte fouten in marktonderzoek.
Als in de jaren 70 de eerste computers in gebruik genomen worden, onderkent Ton onmiddellijk de potentie voor het marktonderzoek. Voorlopig houdt nog niemand zich daarmee bezig en dus besluit Ton om zelf het heft in handen te nemen. Hij verdiept zich in de beschikbare programmeertalen en schrijft voor Unilever de eerste programma’s waarmee onderzoeksresultaten snel en effectief verwerkt kunnen worden. Vanzelfsprekend is hij ook een van de eerste eigenaren van een pc: de Commodore PET. Hij koopt hem in 1979.
In de jaren 80 wordt opnieuw verhuisd, nu naar een woning aan de Chopinstraat in Rhoon.
Het marktonderzoeksbureau van Unilever wordt een zelfstandig onderdeel binnen het bedrijf, de eerste jaren onder de naam SOCMAR, later als Research International. Hij wordt er de tweede man. Zijn baan neemt hem steeds meer in beslag.
Van schrijven als hobby zal een aantal jaren niets meer komen.
Schrijver, schilder en bestuurder
Na zijn vervroegde pensionering in 1985 neemt Ton de pen weer op.
Hij heeft een hoofd vol ideeën voor boeken en een la vol half afgemaakte manuscripten.
In hoog tempo gaat hij aan het werk. In de jaren die volgen brengt hij boeken uit over uiteenlopende onderwerpen bij tal van uitgevers.
Eerst een boekje over de geschiedenis van de statistiek: ‘de Pijl van Zeno’ bij uitgeverij Fontein.
Daarna ‘Een eigen plek, de 60-jarige geschiedenis van De Meene’, een gedenkboek voor de PvdA.
Vervolgens boeken over diverse historische onderwerpen: ‘Lumey, de vossenstaart (bij Bert Bakker), ‘De moordzaak Floris de Vijfde’ (bij Balans) en een boek met een eigen theorie over hoe de geschiedenis zich herhaalt: ‘De Geschiedenis van de Toekomst’ (bij Strengholt). Daarna volgen diverse titels bij uitgeverijen als Boekscout en Uniboek.
Uit alle gedichten die hij in de loop der jaren geschreven heeft, veelal voor zijn Greetje, maakt hij in de loop der jaren kleine bundels die hij in eigen beheer uitgeeft ter gelegenheid van feestelijke gebeurtenissen, zoals het 50- en 60- jarig huwelijksfeest en zijn 80e verjaardag.
Voor de amateurcabaretgroep van zijn dochter schrijft hij nieuwe teksten.
Met de muziek van zijn zoon Nick, die inmiddels een eigen studio in Duitsland heeft, waagt hij zich aan een musical over Tesselschade, maar tot uitgave komt het niet.
Ton blijft ook bijdragen leveren op zijn vakgebied.
in 1986 geeft hij een aantal gastcolleges aan de universiteit van Tilburg over marketing en statistiek.
In 1990 verschijnt bij het NCD de titel ‘Directeur en Marktonderzoek’ van zijn hand. Hij schrijft het werkboek bij de uitgave ‘Statistiek voor Marketingbeslissingen’ van van Noort en schrijft mee aan het ‘Basisboek Marketing’, waarvoor hij het gedeelte over marktonderzoek verzorgt.
Zijn fascinatie voor getallen en puzzels komt tot uiting in het boekje ‘Alles over 13’ en in 114 verhalen die hij schrijft over de lotgevallen van Kalief Al Mamoun, waarin elk verhaal vergezeld gaat van een puzzel. Daarvoor vindt hij tot zijn teleurstelling geen uitgever.
Voor Coop Nederland schrijft hij ‘Niet om het Gewin, maar voor het Gezin’, een gedenkboek over de geschiedenis van de verbruikscoöperatie.
Met enthousiasme stort Ton zich op een nieuwe hobby, iets wat hij altijd al heeft willen doen, maar waarvoor hij nooit de tijd kon vinden: schilderen. In tien jaar tijd produceert hij een groot aantal werken – aquarellen en olieverf op doek. Niet allemaal even geslaagd, maar sommige zeker niet onverdienstelijk.
Hij zet zich ook weer in als bestuurder. Behalve voorzitter van BUMA-STEMRA is hij secretaris en penningmeester van LIRA, de auteursrechtorganisatie voor tekstschrijvers en dichters. Van BUMA neemt hij afscheid in 1996, van LIRA in 1999.
Van 1990 tot 1995 is hij bovendien voorzitter van de commissie Toetsing en Toelating voor de Vereniging van Marktonderzoekers (VMO).
Maar dan, in de beginjaren van de volgende eeuw, gaat het minder goed met zijn geliefde Greetje. De zorg voor zijn vrouw, in combinatie met de problemen met zijn eigen gezondheid, maakt dat hij zijn pen weer een tijdje terzijde legt.
Terug naar de journalistiek met een eigen weekblad
In 2010 betrekken Ton en Greetje een appartement in een verzorgingshuis in Rhoon.
Deze stap geeft een nieuwe impuls aan zijn schrijverschap.
Al het materiaal voor nog te schrijven boeken, haalt hij uit de kast.
Onder het pseudoniem Theo Arosius publiceert hij bij uitgeverij Aspekt een reeks “Het Geheim van …” zes titels met onderwerpen die raken aan historische gebeurtenissen. Aan zijn wiskundige visie op de Egptische pyramides uit ‘De Geheimen van Gizeh’, wijdt ‘Pythagoras’, het wiskundetijdschrift voor jongeren, een uitgebreid artikel.
Hij haalt ook zijn eerste pseudoniem, Fred van Enske , waaronder hij in oorlogstijd gedichten publiceerde, van stal. Onder die naam wijdt hij zich aan het vertalen van gedichten uit het Engels, Frans en Duits. Het wordt een serie van tien delen vertaalde poëzie, uitgegeven bij Boekenplan.
Onder zijn eigen naam heeft hij eerder de vertaalde gedichten van Christine de Pizan gepubliceerd, onder de titel ‘Een tortelduif in eenzaamheid’.
Zijn drie achterkleinzonen brengen hem ook weer tot het schrijven van een kinderboek. In 2014 verschijnt bij uitgeverij Elixer ‘De Komst van de Brinkels’. Tot frustratie van de achterkleinzonen is het vervolg, ‘De Terugkeer van de Brinkels’, nog niet af.
Bij dezelfde uitgeverij en in hetzelfde jaar verschijnt ook ‘De argeloze jaren’, verhalen over het Zaanlands Lyceum in oorlogstijd.
Ton is nog altijd zeer betrokken bij de actualiteit en heeft er ook vaak een uitgesproken mening over. Zijn ingezonden stukken voor de Volkskrant worden niet altijd geplaatst en omdat hij nog veel te vertellen heeft, besluit hij tot de publicatie van een eigen weekblad.
Aanvankelijk wordt ‘Mijn Weekblad’ vooral gelezen door familie en vrienden, maar zijn lezerskring breidt zich gestaag uit en al snel heeft hij ruim honderd “abonnees” (je kunt je per e-mail aanmelden voor deze gratis digitale uitgave).
Het weekblad biedt hem niet alleen een podium voor zijn opvattingen over de hedendaagse politiek, sport, kunst en cultuur. In de wekelijkse bijlagen kan hij ook zijn talloze puzzels kwijt, waaronder de nog niet gepubliceerde verhalen van Al Mamoun, en in honderd literaire bijlagen verwerkt hij z’n manuscript ‘Het huis met de 100 ramen’ over de wereldliteratuur van de 19e eeuw.
In zijn carrière is hij terug bij het begin: de journalistiek.
Ton Oosterhuis21 juli 1925 - 11 juni 2017
Probeer te leven als een kind
Dat spelend in de goot
een wonderwijde wereld vindt
rond zijn papieren boot.