Voor het omslag van deze bundel met sonnetten uit haar eeuw werd uiteraard gezocht naar een afbeelding van koningin Victoria. Van de vele mogelijkheden werd uiteindelijk gekozen voor een fragment van de prent die Jugendstil-artiest Alfons Mucha (1860 – 1939) in 1897 vervaardigde voor de verpakking van chocolaatjes van Nestlé. Want eigenlijk waren sonnetten voor de grote dichters van de negentiende eeuw een soort snoepjes, kersen op de taart.
Hun eigenlijke werk bestond uit omvangrijke dichtwerken. Daar dankten ze hun roem aan, maar ieder van hen gebruikte bij tijd en wijle de sonnetvorm voor een persoonlijke, emotionele of politieke ontboezeming. En in hun schaduw deden tientallen kleinere dichters hetzelfde. Niettemin zijn ze juist daarom zo geschikt om te worden gebundeld in een boekje dat een voorbije tijd oproept en een vergeten kunstvorm weer tot leven wekt.
Het tijdvak omspant de periode die begint met de slagvelden van Napoleon en eindigt in de loopgraven van de Eerste Wereldoorlog. Het is de tijd van de Industriële Revolutie en de worsteling met de gevolgen daarvan, de tijd van Darwin en Marx, van Pasteur en Edison, van eerste spoortrein en eerste vliegtuig, maar ook van Byron en Browning.
Vijftig dichters in deze bundel passeren de revue, ieder vertegenwoordigd door één, soms twee sonnetten, zowel in het origineel als in een vertaling van Fred van Enske. De vraag of Queen Victoria ze heeft gelezen, wordt beantwoord in een uitvoerige inleiding.