• Fred van Enske
  • Jaar2010
  • UitgeverijBoekenplan
  • ISBN978-90-8666-145-9
  • Bestellen
plaatje van De hovelingen

Dit deel met gedichten van de tijdgenoten van Charles d’Orleans (1394-1465) bestaat uit zowel rondelen als balladen. De rondelen begonnen al in de dertiende eeuw met Adam de la Halle (1240 -1287).
De veertiende eeuw was de bloeitijd van de oorspronkelijke ballade. Het was Guillaume de Machaut (1300-1377), die als dichter en componist zoveel gezag uitstraalde, dat hij de vorm van de ballade voor de komende generaties vastlegde. Na hem behoorde de ballade, evenals het rondeel, zonder meer tot de vruchten van de middeleeuwse hofcultuur. Naast en na hem ontmoeten we dichters als Pierre d’Ailly (1350-1420), theoloog en deken van de Parijse universiteit, Eustace Deschamps (1346-1407), de belangrijkste leerling van Machaut, Alain Chartier (1385-1429), John Gower (1325-1402) en Christina de Pizan (1363-1431).